Voor Theaterkrant schrijven meer dan dertig recensenten. In een serie interviews stellen we ze voor aan onze lezers. Vandaag: Jeroen van Wijhe, musicalrecensent en docent musicalgeschiedenis aan Codarts, Lucia Marthas en Fontys Hogeschool voor de Kunsten. ‘Ik vind de musicalwereld veel te braaf.’

Hoe ben je begonnen als recensent?
Ik heb jaren geleden bij Theater Kikker in een randprogramma gezeten met een aantal afgestudeerde theaterwetenschappers. Daar gingen we voorstellingen kijken, recenseren en met elkaar bespreken. Dat was nog niet professioneel, maar het was wel een soort leerschool. En dat ben ik daarna blijven doen. Op een gegeven moment heb ik Theaterkrant benaderd met de vraag of ik voor hen kon schrijven. Er was toen net een recensent uitgevallen voor West Side Story en dat mocht ik als proefrecensie doen. En toen ben ik gebleven.

Voor wie schrijf je je recensies: de maker of het publiek?
Ik schrijf in principe voor het publiek dat de voorstelling gezien heeft. Dat vind ik het interessantst om te doen. En soms zeg ik tegen mezelf: als iemand jaren later iets wil weten over deze voorstelling, dan hoop ik dat mijn recensie daar een indruk over kan geven. Ik vind ook altijd dat een recensent een soort historicus is, iemand die iets heel vluchtigs als een theatervoorstelling voor volgende generaties bewaart. Soms schrijf ik ook voor makers, maar dat hangt echt van de voorstelling af.

Het overkomt me weleens dat makers me benaderen met de vraag of we verder kunnen praten over de recensie. Ik heb bijvoorbeeld jaren geleden Soof de Musical gerecenseerd. De voorstelling vond ik niet helemaal gelukt, maar wel heel dapper. De musical zat nog in een workshopfase, wat redelijk ongewoon is in Nederland om te tonen. Toen ben ik daarna door de producent benaderd om eens koffie te drinken en te praten over wat beter had gekund. Ik heb ook een achtergrond als dramaturg. Dat ben ik ook weleens iets te veel in mijn recensies. Als ik in die modus schiet, dan zoek ik snel meer naar de nuance. Dat is goed, maar soms moet het ook niet zo zijn. Té genuanceerd zijn, kan namelijk betekenen dat je minder voor een duidelijke richting kiest en je zo aan scherpte verliest. 

Wanneer ben je als recensent goed in je vak?
Als je specifiek bent, precies kunt benoemen waarom je iets goed of slecht vindt. Ik kan genieten van een recensie die helemaal tot in detail beschrijft waarom iets werkt of niet werkt. Het is echt een kunst die moeilijk is. Ik zag laatst een dansvoorstelling en ik kon er niet zo gek veel mee. Daarna las ik een recensie waarin iemand heel precies beschreef hoe een danser een beweging inzette, hoe die zijn balans behield.

Verder is het interessant als je een wereld achter de voorstelling kan openen. Het een grotere context krijgt en je het buiten de theatermuren kan plaatsen. Als het verdergaat dan dooddoeners. Des te meer je beschrijft waarom het werkt, des te meer het gaat leven in je verbeelding. Het werkt voor mij minder om te zeggen: ‘X hoofdrolspeler zingt heel goed.’

Wat spreekt je aan in musical?
Het is een heel spannend genre, omdat het zo multidisciplinair is. De samenwerking tussen zang, dans, tekst en vormgeving, die allerlei verschillende vormen aan kunnen nemen. Hoe worden al die elementen ingezet om een bepaald verhaal te vertellen?

Er wordt vaak wat neerbuigend gedaan over musical.
Ik denk dat het ermee te maken heeft dat de musical van oorsprong een buitenlandse kunstvorm is. Het is hier op een andere manier verbonden met de nationale geschiedenis dan bijvoorbeeld in Amerika waar het echt een deel is van de nationale identiteit. Musical is een beetje een vreemde eend in de bijt. Nederland is ook een land van ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’. Die mentaliteit staat een beetje haaks op mensen die gaan zingen en dansen.

Daarnaast wordt musical als vorm geassocieerd met vrouwen en queerness. Het wordt daardoor snel gezien als iets wat minder waarde heeft dan de meer mannelijke kunstvormen. De musical is een kunstvorm die in New York gemaakt is door de nakomelingen van Afro-Amerikaanse en Joodse migranten en veel van hen waren queer. Vrouwen en homoseksuele mannen waren en zijn een belangrijke doelgroep voor musicals, in de VS en ook in Nederland. Dit heeft een impact op de hiërarchie binnen de podiumkunsten. Ik denk dat dat niet los van elkaar te zien is.

Er was zelfs een keer een musical waarbij er in de pr-tekst werd gezegd dat er eindelijk een musical was waar je je man ook mee naartoe kon nemen. Terwijl er heel veel mannen in de zaal zitten, maar die zijn niet allemaal heteroseksueel. Vaak als er een nieuwe regisseur komt uit de toneelwereld die een musical gaat doen, is een beetje de tendens ‘we gaan niet de jazz hands doen, we gaan iets heel serieus maken.’

Wat kenmerkt jouw werk als recensent?
Ik maak graag verbindingen met grotere thema’s. Ik wil graag weten wat de noodzaak is van de musical. Belangrijk is of er goed gezongen en gedanst wordt, maar daardoor kunnen recensies ook heel erg inwisselbaar worden. Ik wil weten wat een voorstelling mij precies wil vertellen.

Als ik een recensie schrijf, hoop ik iets te benoemen wat andere recensenten niet doen. Het is het interessants als er in verschillende kranten op verschillende dingen wordt gefocust. Ik vind het vaak niet zo spannend als we allemaal dezelfde voorstelling wel of niet goed vinden om dezelfde reden. Je hebt een discours als een andere recensent iets anders heeft gezien en dat goed onderbouwt. Dan zou ik het als lezer interessant vinden om de recensies naast elkaar te lezen. Daar ligt dan ook de relevantie van het recenseren. Het op gang brengen van het nagesprek.

Wat zou je graag zien gebeuren in het musicalveld?
Ik denk dat er nu interessante dingen aan het gebeuren zijn, bijvoorbeeld dat er meer mogelijkheden komen om met subsidie musicals te maken. Dat is een belangrijke lijn die doorgezet moet blijven worden. Je ziet nu meer jongere makers opkomen die buiten de gevestigde paden heel spannend werk aan het maken zijn. Ik hoop heel erg dat de jonge generatie een eigen weg kan vinden.

Musical kan echt wat meer hemelbestormers gebruiken en dat is veel moeilijker dan in de toneelwereld, vanwege de financiële structuren. Ik vind de musicalwereld veel te braaf. In hoe er over het vak wordt gesproken, in hoe er over voorstellingen wordt gesproken. Er zit zo’n angst onder dat je personen beledigt of dat je carrièrekansen verkwanselt. Dat zorgt ervoor dat er in de musicalsector niet echt een gesprek op gang komt over waar het misgaat of waar er verbetering zit. Er is niet echt ruimte voor mensen om met elkaar te botsen. In de vrije sector zit nog zo’n machtshiërarchie en dat belemmert innovatie.

Foto: Konrad Szymanski